Onze Zomerreporter vliegt, vaart, rijdt en wandelt door Europa op zoek naar verhalen over creativiteit in de journalistiek. De eerste stop is Griekenland.
“Een goede journalist probeert zijn publiek te overtuigen van zijn standpunten. Hij weet welke overtuigingen er toe doen en daarom geeft hij die een podium. Hij biedt zijn lezers idealen aan.” Aldus de Griekse journalist Dimitris Ouzounidis. Nu de Griekse maatschappij veranderingen doormaakt die geen enkele Griek koud laat, wordt iedereen gedwongen om vragen te stellen en standpunten in te nemen, journalist of niet. Maar mag een journalist dat ook, een standpunt innemen? Een verslag vanuit Thessaloniki, een hartelijke, middelgrote stad in het noorden van het land.
Flikflooien
In Griekenland flikflooien politiek en media openlijk met elkaar. Hoofdredacteurs zijn lid van politieke partijen. Politici schuiven redacties geld toe in ruil voor een positief artikeltje. Het zijn geen zeldzame schandalen, maar de dagelijkse praktijk waar niemand die ik spreek nog van opkijkt. Toch is die nauwe betrokkenheid tussen media en politiek niet alleen amoureus. Hoewel media-eigenaren en politici elkaar graag te vriend houden, zijn individuele journalisten soms felle tegenstanders van zowel de regering als de oppositie. De grootste krant van Thessaloniki, Agelioforos, staat bekend als regeringsgezind, maar op de internationale nieuwsredactie spreek ik met een felle anarchist.
De subjectiviteit van Griekse media is vaak politiek getint, maar niet altijd politiek gekleurd. Veel redacteurs steunen algemene politieke visies, geen specifieke politieke partijen. In Griekenland is een politiek geëngageerde journalist die verslag doet vanuit zijn kijk op de maatschappij, geen vreemde eend in de bijt. Je vindt hier schrijvers en programmamakers die zich persoonlijk betrokken voelen bij het nieuws en dat zie je in hun werk.
Sommigen hebben een sterke eigen stijl ontwikkeld, wat ze makkelijk herkenbaar maakt. Vanuit die herkenbaarheid kan er een vertrouwensrelatie groeien tussen de mediamaker en zijn publiek en een bereidheid om naar hem te luisteren. Maar is het goed of gevaarlijk om de deontologische regel van objectiviteit soepel te interpreteren? Leidt politiek gedreven journalistiek altijd tot dubieuze praktijken of kan het ook iets goeds opleveren?
Kolonelsregime
Professor Paschalidis van de Artistoteles Universiteit in Thessaloniki vertelt me over de geschiedenis van de vrije pers. Die is niet lang. Nog geen 40 jaar geleden leefde het land onder een militaire dictatuur. Het Kolonelsregime maakte tussen 1967 en 1973 de dienst uit en bracht resoluut een einde aan de vrije pers, juist toen die begon te bloeien. Censuur was dagelijkse kost, journalisten werden opgepakt en vervolgd.
Toen de democratie zich in 1974 herstelde, antwoordde de pers met een explosie van nieuwe media, in handen van de politiek. Iedere politieke partij startte zijn eigen krant. Journalisten communiceerden met overtuigingskracht de ideeën van hun partij en bepaalden zo de publieke opinie. Ze genoten autoriteit en aanzien bij het publiek. Op tv konden de Grieken in die postdictatoriale periode eindeloos zappen tussen de twee publieke zenders, die vooral de zittende regeringen aan het woord lieten.
Fanclubs
Aan het eind van de jaren ’80 slaat het klimaat om. Grieken hebben hun buik vol van de partijgerichte pers. Een privatiseringsstorm zet het medialandschap volledig op zijn kop. Tientallen nieuwe tv-zenders trekken de aandacht van de Griek. De partijkrant blijft veracht en vergeten op de mat liggen. Toch blijven journalisten door die veranderingen heen hun rol van opiniemakers houden. Alleen hun vertrekpunt verandert. Dat is niet langer de ideologie van een politieke partij, maar hun persoonlijke kijk op de wereld. De nieuwe vrijheid prikkelt verslaggevers om hun eigen opvattingen de ruimte te geven en een eigen stijl te ontwikkelen.
Er ontstaat ruimte voor expressie en creativiteit en daaruit vloeit een mediacultuur voort die rijk is aan diversiteit. Het publiek stelt dat op prijs, want het riekt niet naar de oude partijpers. De persoonlijke aanpak creëert een band tussen de journalist en zijn ‘volgers’. Gewaardeerde mediamakers kunnen rekenen op een trouwe fanclub. Zo werkt het nu nog. De twee professoren van de Aristoteles Universiteit in Thessaloniki met wie ik sprak, zeggen beide ‘in love’ te zijn met de persoonlijke, menselijke aanpak van één bepaalde journalist, zoals Stavros Theodorakis. Het Griekse publiek valt duidelijk niet voor het afstandelijke, objectieve, BBC-type journalist.
Van waakhond tot herdershond
Een andere aanleiding die een journalist een ‘subjectief’ pad kan doen inslaan is een falende overheid. Een decennialang klimaat van wanbestuur, corruptie en besluiteloosheid binnen de overheid, lokt een cultuur van kritische, anti-journalistiek uit. In het buitenland kwam het nieuws van de rellen in de Griekse steden in december 2008 misschien als een verrassing, hier verbaasde niemand zich. De onvrede en woede over alle falende regeringen moest een keer tot een climax komen.
Net als de Griekse burger, is de Griekse journalist de situatie spuugzat en dat maakt hem subjectief. Als de overheid geen visie en beleid uitzet, dan neemt de media die taak over. Want een lamme regering laat een gat achter, dat om opvulling vraagt. Die bestuurlijke leegte heeft ervoor gezorgd dat kritische journalisten zich steeds meer zijn gaan mengen in het politieke spel en hun eigen ideeën als alternatieven zijn gaan aanbieden aan hun publiek. Geleidelijk transformeerde de Griekse journalist zo van een waakhond van de democratie, in een herdershond die zijn kudde schapen in de juiste richting wil drijven.
Censuur 2010
Of de toekomstige journalisten op dezelfde weg verdergaan is nog maar de vraag. De toonaangevende journalisten van het moment, zijn de 40 of 50 al voorbij. Zij hebben zelf alle fases meegemaakt die hun beroep de afgelopen decennia heeft doorlopen. De nieuwe generatie heeft die bepakking niet. Zij beginnen met een leeg A4-tje. De universiteiten die hen opleiden proberen dat papier smetteloos wit te houden. Studenten media en journalistiek aan de Aristoteles Universiteit van Thessaloniki krijgen geen speciale vakken over de ontwikkeling van een eigen visie of schrijfstijl, laat ik me via Facebook vertellen.
Dat de universiteit haar studenten stimuleert om hun politieke overtuigingen uit te bouwen is helemaal ondenkbaard. Integendeel, de opleiding doet haar best om iedere besmetting met de ideologieën van politieke partijen tegen te gaan. Ondanks verzet van professor Paschalidis, is er daarom tot op de dag van vandaag geen krant te bekennen in de universiteitsbibliotheek! Dit waanzinnige voorbeeld geeft glashelder aan hoezeer de Griekse media in 2010 nog steeds gezien worden als een politiek instrument in plaats van een onafhankelijke vierde macht.
Publiek debat
Welke kant het op zal gaan met de Griekse media is moeilijk te voorspellen. Misschien zullen nieuwe journalistieke modellen zoals het ‘social responsibility model’ en ‘peace journalism’ hier veel succes hebben. Daarin neemt de journalist ook afstand van zijn rol als onpartijdig, objectief doorgeefluik, maar verdiept zich vanuit een menselijke betrokkenheid in de wereld om hem heen. Al ligt het risico om een woordvoerder te worden van één beperkte visie op de loer, een meer verantwoordelijke, geëngageerde journalist kan een grotere bijdrage leveren aan het publieke debat.
In deze tijd, waarin de realiteit complex is en moeilijk te begrijpen, hebben mensen behoefte aan duiding en visie. De journalist die zijn passie en overtuigingen niet onderdrukt maar inzet, kan op een dieper niveau met zijn publiek communiceren. In het beste geval leidt dat tot zelfstandig denkende burgers, die verschillende visies naast elkaar zetten en voor zichzelf de balans opmaken. In het slechtste geval leidt dat tot gebrainwashte burgers, die feit en duiding niet meer van elkaar kunnen scheiden.
De subjectieve verslaggeving die in Griekenland soms overheerst, lijkt beide gevolgen te hebben gehad. Het journalistieke klimaat en daarmee de publieke opinie schommelt steeds tussen verstikkend politiek georiënteerd en ruimte biedend aan een veelzijdigheid van visies. Dat is althans de subjectieve indruk die ik hier heb opgedaan.
Volg Maria via Twitter: @themariagroot
Er is ook een Engelse versie van bovenstaand artikel.
Zomerreporter 2010 wordt gesponsord door de Mediapraktijk
Ja, mooi verhaal…maar wat is nu uw eigen opvatting? Waar staat u in de fundamenteel verschillende interpretaties van goede journalistiek? Kiest u voor de BBC journalist – hoewel subjectiviteit en kleuring natuurlijk nooit zijn uit te sluiten – of kiest u voor een pluriforme verzameling van duidelijk gekleurde en betrokken journalisten wier mening van mijlenver is te ruiken?
En in welke opvatting of school bent u zelf opgeleid en hoe beziet u de Nederlandse situatie, als ik spreek over de “kwaliteitsjournalistiek”, in de regel opgevat als de verzameling van kranten als VK, NRC en Trouw en publieken prgogramma’s als Nova, P&W, buitenhof, etc. ? Zij claimen allen geheel objectief en onbevooroordeeld het nieuws te verslaan en het wereldgebeuren te duiden, maar worden door een groeiend aantal kritische luiden juist beticht van eenzijdigheid en selectiviteit. Ondanks hun mooie praatjes over codes (zie vorige artikel).
Of bent u van de school die critici als ik gewoon negeert en arrogant afserveert? Zoals ook de meeste DNR mastodonten dat plegen te doen. We zullen zien…
@Emile Ik ben blij met uw vraag, en ik zal er morgen op reageren. Groeten, de zomerreporter.
Om te beginnen vind ik het idee van ‘scholen’ in de journalistiek oubollig en nutteloos en ik zou mijzelf dan ook niet tot één bepaalde school rekenen. Natuurlijk, journalisten hebben uiteenlopende opvattingen over dit thema, maar dat verdeelt ze niet automatisch in twee groepen. Iedere weldenkende journalist ziet in dat elke aanpak, de meer subjectieve en de meer objectieve, zijn krachten en beperkingen heeft. Misschien reken ik mijzelf dan toch tot een school: die van de weldenkenden;)
In Nederland zie ik ruimte voor beide vormen van journalistiek, maar ze zijn strikter gescheiden dan in Griekenland. Dat zie je duidelijk in onze kwaliteitskranten. Opinie, staat er in reuzeletters boven een krantenpagina waar een journalist of expert zijn standpunt uiteenzet. Ik ben het dus niet met u eens dat onze kranten claimen volledig objectief te zijn. Er is wel degelijk plaats voor commentaar en persoonlijke overtuigingen, ook van journalisten. (bv NRC commentaar, wat vindt de krant van..)
Ik geloof verder dat die objectiviteit als een streven moet worden opgevat, niet als een realiteit. En daarover zouden journalisten en de media wel duidelijker moeten zijn. Het idee dat je onbevooroordeeld en neutraal naar de wereld om je heen kunt kijken, is niet alleen onjuist maar ook arrogant. Wij zijn geen goden, maar lullige mensjes die heel weinig zien en nog minder begrijpen.
Journalisten (zoals ik) vergeten weleens dat zij daar ook bij horen en ik denk dat alle professionele ‘codes’ aan dat vergeten bijdragen. De journalistieke deontologie (hoor en wederhoor, eerbiedigen van de waarheid, politieke onafhankelijkheid, onderscheid maken tussen feit en mening) suggereert dat het mogelijk is om de realiteit objectief weer te geven, als je de regels maar volgt. Ik geloof persoonlijk niet in dat idee en ik denk dat het de complexiteit van de werkelijkheid en onze waarneming onrecht aandoet.
De vraag is vervolgens of je die regels en het streven naar objectiviteit daarom helemaal moet laten vallen. Dat is moeilijk te zeggen. De risico’s zijn groot en de consequenties zijn me te onbekend. Wat denkt u? Een journalistieke situatie zoals in Griekenland lijkt mij op veel fronten rampzalig. Het lijkt mij al een vooruitgang als journalisten en de media in Nederland eerlijker en opener communiceren over hun beperkingen. Gelukkig zijn er mensen die dat al doen, zoals Joris Luyendijk met zijn boek Het zijn net mensen.
Zijn er andere mensen die ook willen bijdragen aan deze discussie? Ben benieuwd naar meer meningen!
Buitengewoon veel dank voor deze uitgebreide, serieuze en eerlijke (kwetsbare) reactie. Een mooie uitzondering op de DNR regel. Ben het goeddels met u eens.
Alleen niet met uw stelling over de kwaliteitskranten en publieke programma’s zoals door mij genoemd. Ik vind het geen enkel probleem dat zij commentaar leveren of een eigen opvatting hebben, maar zijn claimen vaak wel degelijk dat hun van de opinie gescheiden selectie en duiding van het nieuws van een wonderlijk schone objectiviteit getuigen. Ik stel echter vast dat juist ook daarin sprake is van een bewuste en heimelijke kleuring.
Er valt natuurlijk nog veel meer over te zeggen, maar met u hoop ik dat ook anderen aan de discussie zullen meedoen. Zoals Henk Blanken bijvoorbeeld, die niet meer met mij wil praten omdat ik niet precies doe wat hij eist.