Volgens onlangs gepubliceerd Amerikaans onderzoek worden nieuwsvideo’s via YouTube vaker bekeken als ze het met de journalistieke waarden en normen niet zo nauw nemen. Technisch moeten ze wel goed zijn gemaakt.
Limor Peer, van de Yale Universiteit, en Thomas B. Ksiazek, van de Northwestern Universiteit, onderzochten 882 nieuwsvideo’s die te zien waren via YouTube. Ze ontdekten dat de meeste videoproducties voldoen aan de ‘traditionele’ technische eisen (zoals beeldstabiliteit, montage en geluidskwaliteit), maar dat producties die het met journalistieke normen (zoals toon, brongebruik en neutraliteit), minder nauw nemen, beter bekeken worden. Anders gezegd: journalistieke degelijkheid is geen garantie voor waardering van het publiek. Het omgekeerde is eerder het geval.
Peer en Ksiazek constateerden dat vooral videoproducties die door de Amerikaanse televisiemaatschappijen worden doorgeplaatst op YouTube, goed bekeken worden als ze minder volgens de traditionele journalistieke normen zijn gemaakt.
Journalistieke standaarden
De onderzoekers bepaalden het succes van een video aan de hand van het aantal keer dat de filmpjes werden bekeken op YouTube. Daarnaast bekeken ze in hoeverre ze aan de traditionele journalistieke standaarden voldeden, waarbij ze onderscheid maakten tussen technische (onder meer beeld- en geluidskwaliteit) en inhoudelijke standaarden (onder meer brongebruik, neutraliteit, toon).
Succesvolle video’s bleken te voldoen aan traditionele, technische standaarden maar waren niet zo zuiver in de leer als het ging om bijvoorbeeld keuze en uitwerking van een onderwerp. De onderzoekers zagen juist dat als een typisch journalistiek kwaliteitscriterium als neutrale berichtgeving werd genegeerd, filmpjes beter werden gewaardeerd. Mening telde dus, feit minder.
Opvallend was dat een minimale technische kwaliteitseis wel van belang werd gevonden. Filmpjes met stabiel beeld en goede geluidskwaliteit werden beter bekeken.
Verandering? Liever niet!
De resultaten van het onderzoek van Peer en Ksiazek gaan in tegen wat nog altijd de algemene gedachte is rondom journalistieke videoproducties: kwaliteit loont. De meeste traditionele mediaorganisaties gokken erop dat de nieuwsconsument zich uiteindelijk zal afkeren van de groeiende en dominante voorraad ambitieuze maar amateuristisch gemaakte videoproducties die er op internet te vinden zijn.
Maar volgens de onderzoekers is het onvermijdelijk dat redacties creatiever en minder star zullen moeten worden. Dat geldt dus niet voor alle standaarden. In het variëren op de aanpak van de verhalen zit meer ruimte dan in de technisch voorwaarden.
Buigen?
De vraag blijft in hoeverre media zich altijd en volledig moeten richten op de wensen van de nieuwsconsument, of dat ze juist een eigen koers moeten varen vanuit een professionele visie; journalistieke werkwijzen zijn in die gedachte geen kwestie van smaak.
Interessant in die discussie is hoe om te gaan met user generated content, hoe journalistiek opleidingen zullen reageren, en in welke mate een kniebuiging (dumbing down?) invloed heeft op de rol van de media in een democratie. Als media niet meer neutraal kunnen berichten, waar blijft dan onpartijdigheid? “This could be part of a broader institutional and cultural transformation, as suggested by similar trends in cable news”, werpen de onderzoekers op.
Peer en Ksiazek willen laten zien dat het mogelijk is om met een nieuwe journalistieke aanpak een groter publiek te bereiken. Maar ze willen vooral de vraag opwerpen: tegen welke prijs doen we dat? Ook in Nederland een relevante vraag. Hoe levensvatbaar zijn bijvoorbeeld de ondraaglijke schofferingen van het prime time intellect door programma’s als Uitgesproken en de pubertelevisie van omroep Powned?
Op basis van wat ik hier lees, vind ik de gelijkstelling met aantal hits en ‘waardering van het publiek’ nogal snel gemaakt. Het aantal biedt ongetwijfeld veel informatie (zoals interesse, buzz, ‘shareability’,…), maar ‘waardering’ houdt wel degelijk… wel ja, een waardering in, een oordeel, een toekenning van valentie.
Ik zie nog wel een kanttekening bij dit onderzoek. De onderzoekers constateerden dat als het criterium van neutrale berichtgeving werd genegeerd, filmpjes beter werden bekeken.
Ik zie dat niet meteen als een teloorgang van journalistieke standaarden. Video’s worden door nieuwsorganisatie namelijk vaak gefragmenteerd aangeboden. Kijk maar eens op webpagina van de NOS waar de berichtgeving staat over PSV-Ajax afgelopen weekend: http://nos.nl/artikel/221958-psvajax-gelijk-in-matige-topper.html. In de rechterkolom staan de video’s. Als je elke video apart bekijkt, dan zie je dat ze nogal eenzijdig zijn. Er komt vaak maar één partij aan het woord: iemand van Ajax of iemand van PSV. Als je die video’s als losstaande journalistieke producties beschouwt dan kan je concluderen dat de NOS het niet zo nauw neemt met de journalistieke standaarden, want elke video is heel eenzijdig. Maar als je de totale verzameling videos bekijkt, dan zie je dat het aanbod tamelijk evenwichtig is.
En dat die losse video’s beter bekeken dan een lange video waarin al die bronnen één voor één aan het woord komen, dat kan ik me goed voorstellen. Met teloorgang van journalistieke standaarden heeft dat weinig te maken.
Ik ben het niet eens met de conclusie dat kwaliteit niet loont. De studie laat juist zien dat productiekwaliteit een noodzaak is om goed bekeken te worden. Maar subjectieve berichtgeving leidt tot meer hits dan objectieve.
Letterlijk staat in het artikel: “Videos that are unfair, do not use sources and have an agenda are more popular than those that adhere to more traditional standards.” Als dit criterium inderdaad bepaalt wat mensen kijken, dan heeft het voor journalistieke media weinig zin om na te denken over hoe ze hun berichten creatiever verpakken. Dan moeten ze hun missie aanpassen, politieke kleur kiezen, en zich gaan richten op ‘beinvloeden’ in plaats van ‘informeren’. Maar ik verwacht dat weinig media hier zin in hebben. Veel journalisten moeten weinig hebben van berichtgeving a la FOX.
Overigens vreemd dat elke verwijzing naar de bron ontbreekt, in een artikel waar het zo prominent gaat over brongebruik. Het onderzoek van Peer en Ksiazek staat in het tijdschrift Journalism Studies. DOI: 10.1080/1461670X.2010.511951.
Publicatiedatum: 7 oktober 2010. Toch niet zo heel recent.