Een verslaggever moet met de inhoud bezig zijn, niet met de techniek. De korrel van een camjo-camera is groter, en dus de kwaliteit slechter. De kaders deugen niet, de beelden zijn vaak overbelicht en de kleurstelling ziet er niet uit. Chef Nieuwsdienst Crit Pingen van de Limburgse regionale omroep L1 heeft een duidelijke mening: de kwaliteit van camjo is vaak bagger. “Ik weet niet wat je mooier kunt maken als camjo, dan met een cameraman.”
De 25 verslaggevers van L1 gaan standaard op pad om samen met een cameraman een TV-verhaal te maken. Daarnaast melden ze zich regelmatig live op radio en maken ze radio-items. De eindredacteur van L1 is blij dat er op zijn nieuwsredactie geen camjo’s werken. “Een cameraman bij ons, die draait soms 4 onderwerpen op 1 dag. Als ik een camjo op pad stuur, dan komt hij met maar 1 onderwerp op een dag. En je maakt er geen radio bij, want ik vind dat je dan wel heel veel last op de schouders legt bij die verslaggever.”
Bij Omroep Gelderland werken (inclusief freelancers) zo’n 4 ervaren camjo’s op de nieuwsredactie. Ze maken naast hun zelfgedraaide TV-items ook radio-items en ook zij melden zich regelmatig live op radio. De druk is dan inderdaad vaak erg hoog. Daar tegenover staat dat als ze in verband met de tijd het radio-item zelf niet kunnen monteren, een radio-verslaggever de audio monteert tot een radio-item. Belangrijk daarbij is een goede overdracht van de camjo op de radio-verslaggever. Crit Pingen zet daarbij zijn vraagtekens; “Radio en TV door een camjo? En alle twee even goed? Ik zeg niet dat het niet kan, maar je hebt natuurlijk goede journalisten en je hebt slechte journalisten.”
Als het aan hoofdredacteur Mark Snijders ligt, werken er bij Omroep Gelder op het eind van het jaar zo’n 14 camjo’s. Zij moeten kunnen draaien op het niveau van de beste camjo’s van de nieuwsredactie. Op die manier wil hij zorgen dat elke dag van het jaar er tenminste 1 camjo-item in het TV Gelderland Nieuws zit. Camjo zal de cameraman niet vervangen, maar door de inzet van camjo’s kunnen er meer verhalen worden gemaakt.
NL-Award
Als voorbeeld van wat een camjo-item onderscheidt van een tradioneel TV-verhaal noemt Snijders de camjo-reportage van Bas Steman van Omroep Gelderland. Steman won de Gouden NL-Award met zijn camjo-reportage over de Arnhemse Lente. Een politiek verhaal dat volgens de jury op laagdrempelige en toegankelijke manier is gemaakt. Mark Snijders: “Ik denk dat iedereen die het heeft gezien het met me eens is en zal zeggen; ja dat is inderdaad prachtig.”
Crit Pingen noemt grappig genoeg dezelfde reportage om zijn stelling over camjo kracht bij te zetten. “Ik denk dat je als cameraman precies hetzelfde had kunnen draaien, maar dan veel mooier. Want ook daarin zie je scheve shots, over- en onderbelichting, de kaderering is niet goed en er zaten veel bewegende beelden in.”
Vertrouwen winnen
Dat mensen minder camera-schuw zijn als ze verschijnen voor de lens van een camjo-camera, gaat er bij Pingen niet in. “Ik geloof daar helemaal niets van. Het heeft namelijk met vertrouwen te maken. Als je een reportage moet maken in een bejaardentehuis en je hebt een uur de tijd en je komt als camjo, dan moet je gelijk opstellen en dan heb je geen tijd om die mensen eens rustig uit te leggen wat je wilt en waar je mee bezig bent. Je bent meer met de techniek bezig, dan dat je een vertrouwen wint van die mensen. Maar als je als verslaggever met een cameraman daar komt, dan ga je eerst eens 20 minuten zitten kletsen met die mensen. Dan komt de cameraman er rustig bij en die gaat gewoon rustig draaien. Dat kan bijna onopgemerkt. Als je dat goed doet, dan denk ik dat je het beter doet dan als camjo.”
Kracht van de kleine camera
Het neemt niet weg dat je als camjo net zo goed vertrouwen kunt winnen. Maar wellicht bouw je in je eentje nog wel sneller een vertrouwensband op dan wanneer je als verslaggever samen met een cameraman komt. Zo vertelde Esther Bootsma al eerder in een reportage op deze website dat ze meermalen de kracht van de kleine camera heeft ervaren. Als camjo op de nieuwsredactie van de NOS vertelde ze over hoe ze meer dan eens vertrouwen wist te winnen bij mensen die in eerste instantie helemaal niet gefilmd wilde worden.
In deze blog beschreef ik al eerder hoe ik twee slachtoffers van een zeer zware en gewelddadige woningoverval wist over te halen hun verhaal voor mijn camera te doen. In eerste instantie wilden ze niet. Maar nadat ik hun vertrouwen had gewonnen, mocht ik toch mijn kleine camera uit de kattenbak tevoorschijn halen. Het werd de opening van het TV Gelderland Nieuws.
Wat denk jij ervan? Is de kwaliteit van camjo vaak bagger? En is het zo dat mensen makkelijker voor een camjo-camera verschijen dan voor een ENG-camera? Of heeft Crit Pingen gelijk en kun je als verslaggever met cameraman veel beter een vertrouwensband opbouwen? Reageren kan op de onderzoekssite van Arjan Hoefakker of via Twitter: @Hoefakker
Meer meningen en informatie over Arjan Hoefakker’s onderzoek naar camjo’s vindt u op zijn onderzoekssite.
Ik ben het (als camjo) grotendeels eens Crit Pingen. De (beeld)kwaliteit wordt gewoon beter als je met een aparte cameraman draait.
(Hoewel beeldkwaliteit soms weinig uitmaakt. Kijk naar Pownews, Prima televisie, maar ontzettend lelijk gedraaid.)
Het grootste voordeel van camjo’s is dat ze heel flexibel zijn en in staat zijn budget videoproducties te maken. Maar dat voordeel valt weg als je een grotere nieuwsorganisatie hebt in een beperkte regio (geen buitenlandcorrespondenten bv). Dan is een cameraman die met verschillende verslaggevers meerdere producties op een dag maakt net zo voordelig.
Dit is trouwens een interessant blog van Lex Runderkamp over de kracht van de kleine camera (ook als niet-camjo). http://weblogs.nos.nl/buitenlandredactie/2011/04/18/nieuwe-technologie-op-lokatie/
Camjo als bezuiniging werkt niet. De camjo is geen 1-op-1 vervanging van de grote camera.
Maar de ENG-camera is evenmin het alles overbodig makende enige middel.
De camjo is, kortom, een toevoeging als deze met specifieke bedoelingen wordt ingezet.
Bagger? Et alors?
Ik begin blijkbaar oud te worden want ik heb de argumenten van Crit Pingen al minstens drie keer eerder gehoord:
– bij de introductie van desktop publishing,
– bij de introductie van digitale camera’s
– bij de introductie van het PDF-formaat.
Uiteraard ging dat dan om andere vakgebieden, maar telkens kwam het er op neer dat hogere eisen aan de technologie gesteld werden dan op dat moment mogelijk was en dat de gebruikers nog niet voldoende vakkennis bezaten.
Ik wil de huidige situatie van de camjo vergelijken met die van de eerste dtp’ers.
Ten tijde van de introductie van desktop publishing adverteerden de gebroeders Bos in Amsterdam volop met DTPrut: dtp zou nooit iets worden. Maar het duurde niet lang en het traditioneel zet- en lithografiebedrijf van de gebroeders Bos was failliet. Natuurlijk werden toentertijd vreselijke dingen gemaakt. In bijna ieder dtp-document werd overmatig gebruik gemaakt van de Zapf Dingbats en de overige typografie maakte nagenoeg steevast gebruik van de paar lettertypen die werden meegeleverd met de Apple LaserWriter.
Maar zowel de technologie als de kennis en ervaring van de gebruikers gingen met sprongen vooruit. Het resultaat zien we nu nog steeds; zetterijen bestaan niet meer en zelfs in drukkerijen kom je tegenwoordig nauwelijks nog een ‘opmaak-afdeling’ tegen.
Het is een voorbeeld van een (r)evolutie waarbij de oorspronkelijke producenten de markt voor een groot deel zijn kwijtgeraakt aan buitenstaanders omdat ze te lang niet in de nieuwe technologie geloofden.
Tegenwoordig maken redacteuren zelf de krant op en regelmatig heb ik te maken met bedrijven waarbij hoogwaardige dtp tot het takenpakket van de afdeling marketing en communicatie behoort, of zelfs tot het takenpakket van een secretaresse. Maar DTPrut is het al lang niet meer.
Voor alle drie technologieën die ik heb genoemd, geldt dat de kwaliteit nu veel beter is dan de kwaliteit van hetgeen deze technologieën hebben vervangen. Gebruikers zijn anders gaan werken en daardoor zijn vaak ook andere producten ontstaan. Daardoor is DTP niet hetzelfde als ‘typografie/lithografie met een computer’. Maar per saldo is er een beter product ontstaan.
Ik denk dat het daarom niet zinvol is om te roepen dat camjo bagger oplevert. De camjo zal niet meer verdwijnen. Ga daarom liever aan de slag en onderzoek welke werkwijze het beste resultaat oplevert.
@Lex,
1) Als je ‘low-budge’t automatisch koppelt aan ‘camjo’ moet je ook niet zeuren. Je krijgt waar je voor betaalt.
2) Dat een cameraman met verschillende verslaggevers meerdere producties op een dag kan draaien komt vooral doordat deze werkwijze een strakkere planning vereist. Een camjo zou zichzelf ook zo’n strak schema kunnen opleggen.
@miriam excuus, ben niet duidelijk genoeg geweest. Ik ben ontzettend fan van draaien als camjo. Het stelt mij in staat om voor opdrachtgevers budget filmpjes te maken met een kwaliteit die steeds beter wordt (zie nu alle DSLR-filmpjes). Het geeft me daarnaast ontzettend veel vrijheid. Ik – en dat geldt voor iedereen – heb geen ENG-team nodig om een mooie videoproductie te maken en kan als ik morgen wat wil maken aan de slag.
Vanuit het oogpunt van een regionale nieuwsorganisatie met een behoorlijk team kan ik me echter niet voorstellen dat je volop camjo’s in gaat zetten, in plaats van de combinatie verslaggever en cameraman. Zie bijvoorbeeld ook deze rekensom die omroep Flevoland enkele jaren geleden maakte http://www.denieuwereporter.nl/2008/03/wantrouw-het-camjo-geloof-van-michael-rosenblum/
Dat betekent niet dat je geen camjo’s moet hebben. Het is altijd handig voor spoedgevallen of vanwege budgettaire redenen. Neem bijvoorbeeld de reportage die Hella Hueck vorig jaar in IJsland maakte. Er was geen geld om twee personen heen te sturen, maar doordat ze als camjo ging kon ze daar toch een mooie reportage maken (en over de kwaliteit hoor je mij nergens zeuren hoor?)
Camjo’s kunnen prachtige dingen maken – ik ben het dan ook niet eens met de term ‘bagger’ – maar voor grote professionele nieuwsorganisaties hebben camjo’s maar weinig toegevoegde waarde om daar vol op in te zetten. De kracht van de kleine, steeds beter wordende camera’s ligt vooral bij (freelance) journalisten/filmmakers die in staat zijn om onafhankelijk mooie producties te draaien.
Ik vind niet dat het werk van een camjo per definitie ‘bagger’ is t.o.v. een cameraman plus verslaggever. Wel denk ik dat het camjo-vak vaak onderschat wordt. Redacteuren op allerhande redacties krijgen te pas en te onpas een videocamera in handen gedrukt onder het mom ‘zo, ga jij je item ook maar filmen’, zonder dat deze mensen beschikken over de benodigde opleiding en ervaring. Ja, geen wonder dat dan het resultaat te wensen overlaat!
Het is mijn inziens een beetje appels met peren vergelijken. Totaal andere disciplines voor andere doelstellingen. Camjo-en is niets mis mee voor het doel dat het dient en een verslaggever met camera- en geluidsman ook prima voor een ander doel.
Dat men tegenwoordig alles goedkoper wil produceren is volgens mij ook niet nieuw, het is alleen de techniek die tegenwoordig meer mogelijk maakt. Je kan nu met een klein cameraatje veel meer dan dat je vroeger met een grote kon. Kinderen leren al te camjo-en met hun mobiele telefoontjes en zal daardoor idd nooit meer weg te denken zijn. Hierdoor wordt ook de kijkers kwaliteit automatisch minder maar voor de nieuwe generaties is dit de kwaliteit die ze gewend zijn. Ik denk dat het een geweldige ontwikkeling is waardoor nieuws veel breder kan worden behaald. Ik zie nog steeds liever een goed verhaal met bagger kwaliteit dan superieure kwaliteit met geen verhaal, dit hangt dan weer af van de camjo die het moet uitvoeren. @Lex Pownews is per definitie slechte televisie, geen goed voorbeeld. Als we dan toch het woordje bagger gebruiken zou ik dat daaraan willen koppelen!
Interessant verhaal. En dit lijkt me iets voor een vervolg onderzoek: Voelt een geïnterviewde zich meer op hun gemak bij een camjo’er of bij een ENG? of is dat al eens onderzocht? Lijkt mij ook afhankelijk van wie het is en het onderwerp… maar dat is een gok 🙂
Nog niet belicht: een groot voordeel van een ENG is dubbelop werken. Verslaggever socialiseert met de woordvoerder en camerapersoon maakt snijshots of stelt op. Want onderschat niet de sociale vaardigheden die een verslaggever uit de kast moet trekken om iemand gerust te stellen, de vragen door te nemen, bij voorbaat complimenten uit te delen, te vissen naar pakkende antwoorden, extra info te verzamelen – ik noem er maar een paar. Ik heb zelf alleen reisreportages gemaakt met cameraman (geen journalistiek, maar voorlichting) en deed dan tijdens het voorgesprek meteen ook het interview voor artikelen of web, en maakte portretfoto’s.
Bovendien: het vertrouwen dat je wekt door met een kleine camera en in je eentje binnen te stappen kun je weer verliezen doordat je juist op het moment dat de geïnterviewde zenuwachtig wordt – het opstellen – geen aandacht voor de persoon in kwestie hebt. Tenzij je een échte duizendpoot bent en rustig doorbabbelt terwijl je de techniek voorbereidt. Of doen jullie camjo’s niet aan opstellen?
Heel interessante discussie. Wij zijn net in het proces gestapt om uit te vogelen wat we wel en niet met camjo’s kunnen maken. maar, hoe je het ook wendt of keert, werken met camjo’s is altijd behelpen als je het vergelijkt met verslaggeving met ENG.
Hulde aan de goede camjo’s die het voor elkaar krijgen zowel techniek als inhoud op een niveau te krijgen dat acceptabel (of zelfs goed) is. Ik sta versteld van wat sommige camjo’s presteren. Maar ik kan mij toch niet vinden in de hier genoemde argumenten die spreken voor camjo-verslaggeving. ENG is altijd het betere alternatief. Werken met ENG stelt mij in staat om me helemaal te concentreren op regie en verslaggeving. Je kunt nooit verwachten dat je gelijke kwaliteit krijgt van iemand die in zijn eentje de taken moet waarnemen van drie vakmensen.
Alleen wie budgettaire afwegingen aanvoert, heeft een goed argument bij de kop. Maar ook daar moeten kanttekeningen bij gezet worden. Op locatie werken met een ENG gaat namelijk meestal veel efficiënter waardoor er minder uren gemaakt worden. Ook in de montage worden veel minder uren gemaakt wanneer beeldmateriaal goed gedraaid is en de audio smetteloos is.
Ik weet nog niet hoe wij straks terugkijken op onze experimenten met camjo, ENG en tussenvormen, en dus ook niet hoe de rekensommetjes per saldo zullen uitvallen. Maar toch hier even een ervaring uit eerste hand: Een (zeer ervaren) camjo legt de laatste hand aan het geluid van een montage. Dat levert matig resultaat op en kost ons 250,- euro. Ter vergelijking: Uitbesteden aan een gespecialiseerd audionabewerker kost 175,- euro en die verricht wonderen met het mankerende audio dat een (ook ervaren) camjo mee naar huis heeft gebracht. Het is dus zeker niet per definitie goedkoper om met camjo’s te werken. Als er bezuinigd moet worden, zou ik daarom niet te snel de specialisten (audio, camera, editors en regisseurs) de deur wijzen. De opbrengst daarvan zou wel eens tegen kunnen vallen en zeker is dat de kwaliteit eronder lijdt. Stel je dus de vraag of dat het waard is.
Wij hebben helaas geen andere keuze. We kunnen om budgettaire redenen nauwelijks met ENG draaien en met editors werken en dus is camjo-verslaggeving voor ons een uitkomst al blijven we ook stoeien met tussenoplossingen waarbij de ‘camjo’ soms ook ingezet wordt voor camera en geluid en een verslaggever itemregie doet en monteert bijvoorbeeld. het zal mij benieuwen wat voor ons straks de goedkoopste werkwijze blijkt en of we zonder ENG en editors überhaupt nog wel dingen kunnen maken waar ik achter kan staan.