De ramp met het neergestorte vliegtuig van Malaysia Airlines in Oekraïne roept weer allerlei discussies op over ethiek, journalistiek en nieuwe media. Hans Laroes, voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, roept journalisten op om altijd die ene simpele vraag te stellen: Wat zou je willen als het om jou ging?
Het kan nog erger. Er zijn 'journalisten' die nabestaanden bellen, doen alsof ze van Malaysia Airlines zijn om zo info los te krijgen. #MH17
— Ellen G (@EllenNGNG) 21 juli 2014
Ik lees het op Twitter. @EllenNGNG, die een door de vliegramp van vorige week getroffen familie helpt, stelt het aan de orde. Ze oogst verontwaardigde reacties, vanzelfsprekend.
Er is vaker en meer verontwaardiging, en soms bieden individuele journalisten of redacties hun excuses aan, bijvoorbeeld nadat men via Twitter de weinig gevoelvolle vraag stelde: “Kent u iemand die aan boord zat van MH-017, het neergestorte vliegtuig?” (EenVandaag).
Ramp stelt eisen aan journalistiek
Twitter is heftig, hard en veroordelend, zeker op dit soort momenten. Bij een ramp als deze zijn er honderden slachtoffers, duizenden nabestaanden in familie-, werk- en vriendenkring, en een heel land dat zich getroffen weet door een gebeurtenis die te bizar en wreed is om voorstelbaar te zijn. Zo’n gebeurtenis stelt duidelijke eisen aan de journalistiek, aan journalisten, aan hun keuzes en gedrag.
Privacy is in het geding, en respect.
Vliegramp Tripoli
De laatste keer dat er zo’n heftige storm opstak was bij een andere vliegramp, die in Tripoli. Het ging vooral over Ruben, de enige overlevende. Ik werkte toen bij NOS-Nieuws. Wij brachten beelden van hem op tv; de Telegraaf drong via de telefoon tot hem door en interviewde hem.
Er was veel opwinding en veel discussie. Ik heb toen, als hoofdredacteur van NOS- Nieuws, de Raad voor de Journalistiek gevraagd op eigen initiatief uitspraak te doen.
De Raad vond het gebruiken van het beeld “in dit geval (is) gerechtvaardigd door de uitzonderlijk grote nieuwswaarde en zeggingskracht van het beeld van de enige overlevende van de vliegramp bij Tripoli. Het beeld van de kleine jongen Ruben symboliseert niet alleen de uitzonderlijke tragedie, maar tegelijk de hoop van het overleven.”
Ruben bellen, en dat telefoongesprek ook publiceren, vond de Raad ontoelaatbaar.
Terughoudendheid
Er zijn meer opvattingen van de Raad over privacy bij rampen, en in alle gevallen gaan ze uit van grote terughoudendheid. Niet een absoluut verbod. Rampen brengen rauwe beelden met zich mee en die zijn, hoewel onaangenaam, soms noodzakelijk om te vertellen wat er aan de hand is.
De keuzes, de wijze waarop, daar gaat het om.
Ik heb grote waardering voor de verslaggevers, cameramensen en fotografen ter plekke. Zij behoren tot de eersten die zien wat er is gebeurd. Zij gaan, vaak met hulpverleners, een soort van hel in. Ze zien, ze voelen, ze ruiken, ze ervaren wat er net is gebeurd. Ze zien de slachtoffers en worden in een onwerkelijke situatie geacht met professionele distantie maar met empathie te tonen wat er is gebeurd. Ze weten dat hier, in Nederland, sommige mensen, familieleden, vrienden via hen voor het eerst horen hoe verschrikkelijk het nieuws zich ontwikkelt.
Journalisten zijn niet meer de eersten
Het grote verschil met vroeger is dat journalisten bijna nooit meer de eersten zijn die met de verhalen komen en dat hun keuzes –vooral om dingen niet te vertellen en beelden niet te laten zien- hele andere keuzes zijn dan door anderen op internet worden gemaakt.
Kort na de ramp kwamen de eerste beelden van Nederlandse paspoorten binnen. Russen bladerden er doorheen, je zag foto’s en namen. Sommige van de beelden werden meteen door nieuws- en informatiesites, en individuele twitteraars, doorgetwitterd.
Ik zei er wat van, en kreeg onmiddellijk de wind van voren.
Toen ik later een opmerking maakte over ander beeld en een ongelukkige tweet van een verslaggever, kreeg ik te horen ‘generaal van een fatsoensleger’ te zijn.
Toen ik het over ethiek had zei een twitteraar dat-ie even zijn bril ging ophalen. Die was ‘in 1973 blijven liggen’.
Verstandige gedachten
De gedachte dat omdat nu eenmaal alles in de digitale wereld te vinden is, ook maar alles moet worden rondgestuurd en gedeeld, is mijns inziens een misverstand .
Ik kan niet verhinderen (en dat wil ik ook niet) dat mensen met andere normen beelden op Twitter plaatsen die ik nooit zou willen zien. Ik kan niet verhinderen dat mensen actief op zoek gaan naar dit soort informatie; dat is hun eigen keuze.
Ik vind alleen dat als het om journalisten gaat, zij ook in de digitale wereld normale afwegingen moeten maken, die voortkomen uit verstandige gedachten over privacy en respect. En dat ze zich afvragen wat het effect is van informatie en beeld op bijvoorbeeld nabestaanden.
Ik vind overigens ook dat, nu iedere individuele twitteraar met een ruim bereik potentieel even machtig is als een journalist of een redactie, die twitteraar zelf zou moeten willen nadenken over het effect van wat hij of zij doet. Individuele twitter-ethiek, het zou mooi zijn. De Raad gaat daar overigens niet over, zeg ik maar voor de volledigheid.
Voor het overige zouden journalistieke keuzes niet zo moeilijk hoeven te zijn.
De belangrijkste vraag
Je moet, ook en juist als journalist, een heel simpele vraag aan jezelf stellen en beantwoorden:
Wat zou je willen dat een journalist zou doen als jijzelf slachtoffer zou zijn, of nabestaande?
Zou je willen dat je met een tweet zou worden benaderd? (een variant op de vraag, ooit in een Afrikaans land gesteld aan een groep vrouwen: ‘Anybody being raped and speaks English?’
Zou je willen dat een verslaggever in je spullen op de rampplek zou rommelen?
Uit je dagboek zou voorlezen?
Zou je willen dat het paspoort van je geliefde werd getoond, een paar uur na de ramp?
Zou je willen dat een journalist met een camera voor je neus komt hangen als je net bij een rouwbijeenkomst bent geweest?
Zou je willen dat een journalist zich uitgeeft voor de vertegenwoordiger van een verzekeraar, om jou informatie af te troggelen?
Ik zei het al, het is zo simpel.
Binnen de grenzen van de ethiek van je professie opereren vergt niet per definitie langdurige studie, maar een heldere manier van denken.
Goede journalistiek
Goede journalistiek komt met de verhalen van ter plekke, de mogelijke oorzaken, het gedrag van rebellen, een beschrijving van de rampplek.
Goede journalistiek is in staat rauwe werkelijkheid te schetsen, zonder pijn toe te voegen aan de pijn die er al is.
Goede journalistiek komt met mooie, soms ontroerende levensbeschrijvingen van de slachtoffers.
Excuses voor fouten
En soms gaat het mis. De Sky-verslaggever die live op tv even in baggage rommelde. De EenVandaag-verslaggever, die uit een ter plekke gevonden dagboek voorlas.

Die fouten zijn gecorrigeerd. In het geval van Sky onmiddellijk, terwijl de verslaggever in The Guardian ook nog een column schreef over hoe het ter plekke was, en hoe hij zijn fout maakte.
Dat helpt.
EenVandaag bood ook excuses aan. Iets minder helder in mijn ogen, en de verantwoordelijkheid neerleggend bij de verslaggever die ‘in the heat of the moment’ had gehandeld.
Journalisten zijn niet onaantastbaar
Het is ongemakkelijk dat Twitter op beide momenten ‘los ging’ op de journalisten, maar het is ook goed. Journalisten zijn niet onaantastbaar; ze moeten staan voor hun keuzes, en uitkomen voor hun fouten.
Want fouten worden er gemaakt, naast al die goeie verhalen (en dat zijn er echt veel meer). Maar focus op de fouten is ook goed; anders wordt het nooit beter.
PS Ik geef hier, in dit blog, mijn persoonlijke opvattingen. Het kan zijn dat er ooit een zaak, waarover ik het hier heb, bij de Raad komt, en de Raad kan in specifieke omstandigheden iets anders vinden dan ik. Dat moet dan zo zijn; tegenspraak brengt ons verder.
Deze blogpost verscheen eerder op de website van de Raad voor de Journalistiek.
Beste Hans, waarde collega,
Ik ben het absoluut met je eens. Ik heb vrijdag een column geschreven over hoe wij bij de regionale omroep in Brabant met de kwestie zijn omgegaan. Afgezien van die ene tweet waar jij over schrijf en die je zelf ongelukkig noemt (ik denk te weten welke je bedoelt) vind ik dat wij met respect hebben gehandeld.
Dat heeft mij goed gedaan, temeer omdat ik steeds vaker merk dat individuele journalisten zich ongelukkig voelen als zij weer naar nabestaanden van slachtoffers van ongelukken, misdrijven en rampen worden gestuurd.
Voortgedreven door bazen die zich slechts laten leiden door de gedachte hoe ze de concurrentie kunnen verslaan.
Verslaggevers die protesteren wordt gewezen een chartbeat waaruit hoeveel mensen hunkeren naar leed.
Het komt voor dat verslaggevers dingen doen en roepen omdat ze denken dat dat goed is voor een hun loopbaan, waarvan ze weten dat die niet anders zal worden omdat er geen vacatures zijn.
Dan moet je iets anders gaan, wordt wel eens gezegd. Waar??
Je reikt een aantal vragen aan die een journalist zichzelf zou moeten stellen. Zo simpel is het volgens jou. Ik denk dat het voor een individuele journalist niet zo simpel is. Was dat maar waar. Ik ben er van overtuigd dat het er dan veel ethischer aan toe zou gaan dan nu het geval is.
@Jan Eens, in essentie. Ook hoofdredacteuren en eindredacteuren dienen zich dezelfde vragen te stellen: wat zijn onze keuzes? Hoe vertellen we het verhaal binnen de grenzen van wat respectvol is? (wat iets heel anders is dan: achterhaald, truttig niet van deze tijd, toedekkend, etc etc)
“Goede journalistiek is in staat rauwe werkelijkheid te schetsen, zonder pijn toe te voegen aan de pijn die er al is.”
Over die ene stelling – en vooral de woorden “werkelijkheid” “schetsen” en “pijn” – zou de Weens-Britse taalfilosoof Ludwig Wittgenstein een klein boekje vol kunnen schrijven. De werkelijkheid is een verzameling van conrete feiten, meningen, conventies, onverwachte innovaties, verlangens, gevoelens, hoofd- en bijzaken, etc. , zoals ook Wittgenstein inzag in de loop van zijn leven.
Waar liggen de grenzen van de rauwe werkelijkheid van Oekraïne, Gaza, het Islamitisch Kalifaat?
“De pijn die er al is” levert bij elke zanger een ander lied op en andere grenzen omtrent wat van belang is in de contekst van een nieuwsfeit. Sommige details zijn wezenlijk en andere kunnen als een koekkoeksjong een evenwichtige kijk op de volledige werkelijkheid belemmeren. Bij de berichtgeving over “Gaza” vroeg ik me bijvoorbeeld af: hoe belangrijk is het om inwoners van Israël te tonen die bij de televisie zitten te juichen tijdens explosies in Gaza? Hoe omvangrijk is deze groep? Wat gaat er ECHT in dergelijke mensen om? Wat is de FEITELIJKE relatie tussen dergelijk gedrag en het lijden van Palestijnen en Israëli’s en de (veel te veel) slachtoffers in Gaza?
Zoals gezegd: met dergelijke concrete voorbeelden valt een klein boekje te vullen en niet alleen door Ludwig Wittgenstein en niet alleen over Oekraïne, Gaza of het Islamitisch Kalifaat.
Is het de taak van de journalistiek om te troosten? Krijgen we dan geen Hollywood happy-end idee?
Ik zou als nabestaande willen dat de journalistiek echt haar werk doet, namelijk eraan bijdraagt dat er accuraat gehandeld wordt en dat er goed onderzocht wordt, en zich daar op richten. En dat dus ook neutraal doen zonder klakkeloos allerlei beweringen over te nemen en zich te laten ringeloren door de druk van politieke belangen. Het belang van journalisten op de rampplek is om aan te tonen dat het heel wel mogelijk was, en is, om daar gewoon aanwezig te zijn en je werk te doen. Daar mogen ze dan ook conclusies aan verbinden als ze dan de enigen zijn. Dat zou ik willen als ik nabestaande was. De beschrijvingen van slachtoffers door hun nabestaanden de persoonlijke noot, het verdriet , daar zijn sociale media nou geschikt voor. Dat kunnen mensen heel goed zelf. Daar kun je dan uit overnemen. Maar verder hou je je met de feiten bezig. Dat zou ik willen als nabestaande.