“Salazar is niet haar dealer, maar haar trainer. En een heel goede ook. Dat mag zo zijn, maar is Hassan op haar bruine ogen te geloven? Verdient zij het voordeel van de twijfel? Wel op formele gronden, want Hassan is nooit positief getest en nooit gelinkt aan onoorbare praktijken.”
NRC
Is Hassan op haar bruine ogen te geloven? Retorische vragen zijn een handige stijlfiguur om kritiek te uiten, zonder het verwijt te krijgen van een keiharde, frontale aanval op iemands karakter en geloofwaardigheid. Je stelt immers alleen maar een vraag, nietwaar?
Zulke vraagtekens zie je vaker in mediaverslagen van de WK-prestaties van atlete Sifan Hassan. Haar coach is kortgeleden geschorst wegens meerdere schendingen van de dopingreglementen. En zij haalde onder zijn leiding met fenomenale prestaties onlangs twee keer goud op het WK. Die gelijktijdigheid willen media graag aankaarten. Het levert twijfels en verdenkingen, die met creatief proza worden besproken.
Fictie
De Volkskrant formuleert verklaringen voor Hassans succes in de vorm van vijf verzonnen verhaaltjes. Drie daarvan draaien om al dan niet bewust dopinggebruik, zoals: “Hassan bedriegt de boel en liegt bewust.” Vooral de beschuldigende verhalen in de staart zijn spannend en blijven daardoor hangen.
Het intro bij het artikel noemt het ‘theorieën’, een woord dat eigenlijk bedoeld is voor doordachte verklaringsmodellen en toetsbare voorspellingen. Zonder journalistiek onderzoek of nieuwe feiten valt er niet te toetsen welk verhaal juist is. Elk verhaal kan waar zijn, en alle vijf zijn dat nooit tegelijkertijd. Daarmee hangt alles in de lucht.
Verdenkingen
Deze vertelvorm creëert een soort vrijplaats, want er worden grove verdenkingen geuit, maar er is tegelijkertijd geen sprake van een directe beschuldiging. Er worden alleen theoretische mogelijkheden verkend.
Alles in de traditionele journalistieke gereedschapskist – bewijsvoering, verificatie, wederhoor, proportionaliteit van beschuldigingen – staat hier buitenspel. Wat er staat, moet niet letterlijk worden genomen, en zo maakt fictie de krant op een vreemde manier immuun voor inhoudelijke kritiek.
Er kleven nog andere nadelen aan het op deze manier bespreken van verdenkingen van dopinggebruik. Ten eerste worden media zelf de belangrijkste bron van geruchten en roddels. De artikelen in NRC en Volkskrant leunen namelijk veel zwaarder op eigen retoriek, dan op externe bronnen. Het oogsten van zelf gezaaide twijfel, is een treffende omschrijving van dat mechanisme.
Onschuld
Verder is het altijd mogelijk dat atleten onterecht worden aangewezen en beschuldigd. Dat is het probleem als journalisten niet méér weten dan de officiële dopinguitslagen. Totdat dopingcontroles of onderzoeksjournalistiek anders uitwijzen, ligt er geen bewijs voor wangedrag.
Journalistiek is geen strafrecht, maar het uitgangspunt van veronderstelde onschuld tot het tegendeel is gebleken, zou reden kunnen zijn voor wat meer terughoudendheid. Reputatieschade is namelijk geen vrijblijvend bijproduct van journalistieke speculaties.
Tot slot is er een risico op willekeur: media die schijnwerpers zetten op één sporter, geven anderen automatisch het comfort van de schaduw. Journalistieke aandacht voor verboden middelen heeft tot doel de sport eerlijker te maken, maar deze aandacht is eigenlijk altijd selectief en kan zo ook uitmonden in het tegenovergestelde van fair play.
Onderbuik
Tegenwoordig wordt het ene record geprezen als resultaat van noeste arbeid en talent, de andere topprestatie is een veeg teken: “Extreem domineren in de atletiek is bepaald geen bewijs voor een schoon lichaam en een schoon geweten.” Tegelijkertijd regeert de onderbuik, want niemand heeft een methode om vanachter een toetsenbord onderscheid te maken.
Moeten media dan maar zwijgen over doping in de sport? Integendeel, de sporthistorie leert dat we niet naïef hoeven zijn over de invloed van dopinggebruik. Ik heb als tiener aan atletiek gedaan en de polonaise van gevallen helden, met Ben Johnson en Katrin Krabbe voorop, is sindsdien blijven groeien.
Sommigen roepen daarom dat iedereen in de topsport in principe verdacht is. Ik vind dat veel te cynisch. Maar stel dat het waar zou zijn, dan is dat nog een extra reden om niet te gretig individuele atleten eruit te pikken, en met vraagtekens aan de publicitaire schandpaal te nagelen. Besteed die energie liever aan onderzoeksjournalistiek in de sport.
Deze blog verscheen eerder op arnovanthoog.nl, de persoonlijke website van de auteur.
tja, zelfde met Armstrong. Die kende vele verdedigers. Toen ik hier op DNR gewoon al – voor 2012 – met verdenkingen en bewijzen (EPOtesten) kwam, kreeg ik ervan langs van de reaguurders.
Toen kwam 2012 en USADA.
En had ik toch gelijk.
Niet dat je dan excuses krijgt hoor voor die rants. Hoeft ook niet, ik lach toch wel.
Nu is er Salazar en een USADA-rapport. Van t Hoog noemt USADA niet eens. Daardoor lijkt het voor de argeloze lezers alsof de verdenkingen tegen Hassan er zomaar zijn.
Ehm nee.
VAn ’t Hoog is – in elk geval nu – geen journalist, maar een fan.
Fan-zijn is een slechte basis voor journalistiek.
Vraagtekens zetten is juist eerlijk. Alleen met dat soms een iemand er uitlichten, daar zit wat in. maar ja USADA he.
Wie zich beledigt voelt, slaat die stukken maar over en leest de fan-stukken over Sifa, ik heb er vele gelezen, en ook in NRC en VK. Het zou bizar zijn het niet over doping te hebben. USADA-rapport, meneer!