Ze zijn vaak dag en nacht in touw, zeker bij groot nieuws in hun standplaats. Dat merkte ook Wouter van Cleef, toen hij als correspondent in Japan werkte: “Je staat nooit helemaal uit en daar moet je tegen kunnen. In de tijd dat ik in Japan zat ben ik ook nooit écht op vakantie geweest, altijd wel bezig met werk. Die constante alertheid, die constante spanning is heel vermoeiend.”
Vaak ook doen ze hun werk onder moeilijke omstandigheden. Ze worden bijvoorbeeld tegengewerkt door de autoriteiten. Dat gebeurde Sjoukje Rietbroek, die als freelancer werkzaam was als correspondent in Marokko, maar dat zonder perskaart moest doen. “Ik kon niks voor de tv doen. Op het moment dat ik een camera tevoorschijn toverde, kwamen er mannen op mij af die mij om mijn perskaart vroegen. Die had ik dus niet. Ik was dan wel de correspondent voor de NOS, maar ik kon geen televisie maken.”
De financiële beloning voor hun harde werken valt vaak tegen. Zo vertelt voormalig Argentinië-correspondent Peter Scheffer: “Nederlandse media daarentegen willen voor een dubbeltje op de allereerste rij zitten. Ze verwachten wel kwaliteit, maar willen daar niet voor betalen. Ik hoop daarom dat mediabedrijven gaan inzien dat ze correspondenten meer tijd en geld moeten geven voor hun stukken. “
Voor sommigen is het reden om te stoppen met hun werk als buitenlandcorrespondent. Afrika-correspondent Niels Posthumus ziet het om zich heen gebeuren: “Ik zie dat sommige collega’s ermee stoppen. Niet omdat ze het werk niet meer leuk vinden, maar omdat ze het de vergoeding niet meer waard vinden of gewoonweg niet meer rond kunnen komen.”
Katy Sherriff besloot na vijf jaar om te stoppen als Brazilië-correspondent. Een belangrijke reden was dat ze voortdurend moeite had om rond te komen: ‘Brazilië is een duur land, dat had ik wel onderschat. Het is niet zo dat je van een paar euro per dag kan leven, zoals andere correspondenten wel kunnen, terwijl die hetzelfde tarief uitbetaald krijgen. Ik moest iedere maand bekijken of ik het financieel gezien zou gaan halen. Dat is best zwaar, vijf jaar lang.’